Meer nieuws

De wereldvermaarde Gebroeders Janssen uit Arendonk

12 Feb 2020

Gebroeders Janssen uit Arendonk…een naam welke door duivenliefhebbers over de hele wereld nog altijd met veel ontzag wordt uitgesproken. De Gebroeders Janssen schaarden zich tussen de grote ambassadeurs welke de Belgische duivensport over onze aardbol uitdroegen.

Hoeveel liefhebbers uit alle hoeken van de wereld zijn er in al die jaren heen door het witte poortje aan de Schoolstraat 6 in Arendonk gegaan om kennis te maken met de beroemde broers en/of er iets van hun onovertrefbare duiven te kunnen bemachtigen. Hoeveel zijn er niet met een duifje van amper 10 dagen oud vertrokken om er een hele succesvolle kolonie duiven mee op te bouwen. Ondanks hun succes zijn het steeds heel sympathieke en eerlijke mensen gebleven en zij leefden samen in een gezin en in aller eenvoud en alleen voor hun duiven. Zeker geen makkie om van deze beroemdheden een kort verhaal te schrijven uit een zeer rijke duivengeschiedenis. We hebben getracht om in dit korte verhaal een indruk te geven wie de gebroeders Janssen waren, hoe ze leefden en welke duiven voor de wereldsuccessen zorgden. Met dank aan Ad Schaerlaeckens, die toestemming gaf om zijn imposante boekwerk “Gebroeders Janssen uit Arendonk, beroemdste duivenliefhebbers aller tijden” en enkele foto’s te mogen gebruiken als leidraad voor dit verhaal. 

Het begin van de roemrijke duivenfamilie Janssen 

De geschiedenis van de roemrijke duivenfamilie Janssen uit Arendonk begon eigenlijk in het jaar 1886 toen Henri Janssen, in de volksmond ook Driek(ske) genaamd en geboren in 1872, toetrad tot het gilde der duivenliefhebbers. Al van jongs af was hij bezeten van duiven en amper 14 jaar oud zaten er al duiven op zolder op het Begijnhof. Het duurde niet of hij liet zien dat hij een succesvol duivenliefhebber zou gaan worden. Hij was toen beter bekend onder de naam “Driekske den Pauw”. 

Arendonk kende in die periode nog geen duivenmaatschappij en er moest ingemand worden in Oud-Turnhout. Samen met enkele duivenmelkers uit Arendonk werden ze in 1913 grondlegger van een plaatselijke duivenclub “De Snelle Duif”, welke heden ten dage nog bestaat. In de periode van 1908 tot 1914 bezat Driekske al zeer goede duiven waaronder een duivin “Het Blauwke” welke 20 eerste prijzen wist te behalen op de snelheidsvluchten. In die periode won hij ook al diverse hoofdprijzen met enkele fietsen. Hij trouwde met Pauline en zij werden ouders van negen kinderen met name Frans, Fons, Jef, Vic, Irma, Adriaan, Charel, Marie en Louis. Allen geboren tussen 1895 en 1913. Henri was ook een fervent kanariekweker en van kanariekwekers is algemeen bekend dat ze graag in niet al te nauw familieverband kweken om de kleur- of zang kwaliteiten van hun vogels te behouden.

Henri en ook zijn zonen behielden middels de familiekweek en in niet al te nauw verband, hun met zorg opgebouwde stammetje duiven graag samen en een enkele keer werd er maar iets toegevoegd. Als men de afstamming van de beroemde duiven van weleer zou opmaken zou men de onderlinge verwantschap duidelijk kunnen terugvinden. Henri was een rustig persoon die van de natuur hield en alles wat met duiven te maken had, had ook te maken met de natuur. Zodoende deed hij b.v. nooit aan winterkweek of speelde hij duiven op weduwschap. Met heel veel geduld, observatie, kennis en een ontzaggelijke liefde voor de duiven bouwde hij met hulp van zijn familie een eigen stammetje duiven op die zijn weerga haast niet kende. In de 20er jaren begonnen ook de zonen zich intensief met de duivensport bezig te houden en tot aan de dood van Henri in september 1949 beoefenden zij de duivensport als een gezinsport. Na het overlijden van vader Henri sloeg de familie de handen in elkaar en samen zouden zij het levenswerk van vader Henri voortzetten. Ze verdeelden de taken onderling met betrekking tot de duiven, familiegebeuren en alles wat er verder nog mee gemoeid was. 

Adriaan, Charel, Louis, Vic en Jef

Zo was Adriaan, soms ook Jaan of Janeke genoemd, eigenlijk de spil waar het bij het duivengebeuren aan de Schoolstraat een beetje om draaide. Van jongs af aan was hij betrokken bij de duivensport van vader. Hij was een fijn melker en een zachtaardig en verlegen persoon. Hij zei maar weinig en was de goedheid zelf. Hij was ook degene die zich voor de verzorging van de duiven instond in de periode dat ze alleen nest speelden. Toen er voor het eerst weduwnaars rond het huis vlogen hield Adriaan zich nog voornamelijk bezig met de nestduiven en dit tot het laatste toe. Hij kende de afstamming van alle duiven als geen ander. Charel en Louis moesten hem steeds vragen waar deze en gene duif uit voortkwam. Hij wist als geen ander met de nestduiven te spelen. Hij overleed in 1981 op 74-jarige leeftijd en liet een grote leemte achter bij zijn familie. 

Ook Charel heeft steeds voor de verzorging van de duiven ingestaan, samen met Adriaan. Vader Henri was altijd gekant geweest tegen het spel met weduwnaars. Dit vond hij onnatuurlijk. Doch na zijn dood werd er in familieoverleg besloten om met een klein hokje weduwnaars te gaan vliegen en Charel zou zich hierover gaan ontfermen. In 1951 werd er met vier weduwnaars gestart en deze presteerden zo buitengewoon dat ze besloten om het aantal uit te breiden. Doch er hebben nooit meer dan 16 weduwnaars gezeten. Charel was een bijzonder vitaal persoon. Hij sleet zijn broek op het duivenhok en was er van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat mee bezig. Hij zorgde ook voor kraakheldere hokken en soms werd er wel vijf keer per dag gepoetst en zeker als er bezoek kwam. 

Jef was degene die ervoor zorgde dat de duiven werden ingemand en regelde alles m.b.t. de constateurs, reinigde de schotels en nam ook de zorg van het hondje op zich.

Broer Vic bemoeide zich helemaal niet met de duiven van vader en broers. Vogels en voetbal interesseerden hem meer.

Louis was de man die zich bezighield met de kweekduiven en de administratie. Hij was ook als het ware de spreekbuis van de familie voor de vele gasten. Louis noteerde alles over de kweek- en vliegresultaten van de duiven. Als er dan liefhebbers op bezoek waren voor een duifje te kopen, was het Louis die van de koper alles in een groot schrift opschreef. Voor de koper schreef hij de afstamming dan achter op het eigendomsbewijs en later op de stamkaart en voorzag deze van een stempel en paraaf. Met de gang van zaken op het duivenhok bemoeide hij zich niet. Dit liet hij over aan zijn vader en broers, doch was wel goed op de hoogte van het reilen en zeilen op de hokken. Eigenlijk gebeurde altijd alles in overleg met elkaar. Na de dood van zijn broers bleef Louis nog wel doorgaan met de duiven, als was het enkel om de liefhebberij en de liefhebbers, welke nog iets van de beroemde Janssen duiven wilden hebben, hierin te voorzien. Er bleven tot 2012 nog steeds een 26-tal duiven op de hokken. 

Moeder Pauline en zus Irma

Moeder Pauline en zus Irma deden samen het huishouden voor de hele familie en zij zorgden eveneens dat de vele bezoekers goed werden onthaald. Soms had moeder Pauline het laatste woord als er besloten moest worden of een bepaalde duif het erf mocht verlaten of er een liefhebber geholpen moest worden met iets heel goeds. 

Frans, Fons en Marie

Drie kinderen uit het kroostrijke gezin verlieten het ouderlijke huis. Fons en Frans waren eveneens verwoede duivenmelkers. Frans woonde in Arendonk en behoorde er met het soort van thuis mee van de besten. Fons zou in Baarle-Hertog gaan wonen en zou er eveneens zeer goed met duiven gaan vliegen. Hij heeft in de verdere uitbouw van de Janssen duiven een groot aandeel gehad. Hij was degene die er voor zorgde dat het soort van Fonne Ceulemans en Jef Schoeters z’n intrede zou doen bij de Janssens. Marie trouwde met niemand minder dan duivenliefhebber Tist Eyssen, eveneens wonende in Arendonk. Tist Eyssen zou eveneens mede door de duiven van schoonvader en schoonbroers een wereldnaam opbouwen. 

Alles in aller eenvoud.

Liefhebbers welke gelegenheid hadden de gebroeders Janssen ooit bezochten en er een heuse villa met grote oprijlaan en achter de woning riante hokken verwachtten, waren verrast toen ze de Schoolstraat in Arendonk inreden en er op nummer 6 een doodgewone woning aantroffen welk voor de eerste wereldoorlog was gebouwd. Het beroemde witte poortje langs de zijgevel verschafte toegang tot de hof achter de woning. Op de binnenplaats stond een klein hokje hetgeen zij ‘de ren noemden’. Hierop zaten enkele kweekkoppels en oudere duiven.  Links ervan een verhoogd tuinhok waarop de jonge duiven waren gehuisvest. Voor het jonge duivenhok stond een open ren. Hier verbleven de weduwduivinnen. Hetgeen direct bij het betreden van de binnenplaats opviel was de waterput onder de perenboom. Uit deze put haalden ze het drinkwater voor hun duiven. De nestduiven en weduwnaars waren gehuisvest in de hokken op de zolder van het woonhuis. In het dak staken enkele kleppen. 

Eigen ware belevenis.

In het begin der 70er jaren was ikzelf in de gelegenheid om de gebroeders enkele keren te mogen bezoeken. In gezelschap van Hein Cuijpers uit Heerlen, die zijn bestelde jonge duif mocht komen afhalen, togen we naar Arendonk. Het was een vreemde gewaarwording op het moment van binnenrijden van de Schoolstraat en parkeren van de auto voor nummer 6 waar de beroemde broers woonden. Bij het binnenlopen via het witte poortje langs het huis, werden wij begroet door het vriendelijke hondje en al snel stond een van de broers op de binnenplaats om ons te ontvangen. Na een hartelijke begroeting werden wij in de woonkamer ontvangen met een klein flesje bier. Als er bezoek kwam toog een van de broers naar de hokken om er alvast even de krabber door te halen. Na een babbeltje over hoe het was en hoe ze gevlogen hadden togen we naar de ruime zolder. Hier waren drie hokken voor de vliegduiven. Op de grote zolder stonden zakken met afzonderlijke granen en zaden opgeslagen. In diverse grote zinken teilen bewaarden ze het voer hetgeen de duiven dagelijks kregen opgedist.

De hokken van de nestduiven en weduwnaars waren net zo eenvoudig als de hokken zelf. De duiven zaten direct onder de Boomse pannen en je kon door de spleten heen naar buiten kijken. Hier en daar stak een glazen pan. Onder de klep was een lange plank aangebracht waarop de duiven gevoerd werden. De nestbakken voor de nestduiven en weduwnaars konden ze voor de helft dichtmaken met een soort klapdeur. Erachter stond de schotel. De weduwnaars rusten op houten blokken. De hokken zagen er kraakhelder uit en je kon zien dat de schrobber er vaak zijn werk deed. Na enkele van hun toppers te mogen bewonderen, mocht Hein Cuijpers zijn duifje van ca. 8 tot 10 dagen in ontvangst nemen. Weer beneden in de woonkamer werkte Louis de administratie bij en kreeg hij het eigendomsbewijs met achterop een stempel en handtekening van Louis en noteerde hij de naam van de vader en de moeder van het duifje. Gezien Hein Cuijpers er al enkele keren op bezoek was geweest, kon hij gericht vragen stellen om een en ander over de duiven te weet te komen. Louis en Charel stonden hem dan zo goed mogelijk te woord. Als er dan plots een auto voor de deur stopte, was de conversatie ten einde en was het tijd om afscheid te nemen en op te stappen. De volgende gast kreeg dan hun aandacht

Weduwnaars in bad op de inkorfdag

Ons tweede bezoek was op een zaterdagmorgen in het vroege voorjaar. Toen we er rond 10 uur arriveerden vertelde Vic ons, na het binnenlopen via het witte poortje, dat Louis en Charel achter in de tuin waren. Na een vriendelijke begroeting zagen wij duiven op het dak zitten en rondvliegen. Louis vertelde ons dat zij die namiddag moesten inkorven voor Quiévrain en nu hadden zij de weduwnaars een half uurtje eerder een bad op het hok gegeven en daarna mochten zij uitvliegen. Op onze vraag ‘waarom nu op de dag van inmanden een bad en daarna uitvliegen’, vertelde Louis dat de duiven van Quiévrain op de vlucht-dag een wind in de staart zouden hebben en om de weduwnaars rustig in te manden kregen zij dus een bad en mochten zij uitvliegen. Tijdens het gesprek klonk er plots een schril fluitje en toen wij onze ogen naar het dak richtten was er nog slechts één duif te zien. De overige waren in een mum van tijd naar binnen. De buitenblijver was een weduwnaar welke een week eerder nog de 1e had gewonnen. Hij zou dit weekend thuisblijven omdat hij niet in bad was geweest, niet goed mee trainde en nu niet luisterde bij het binnenroepen, aldus een verklarende Louis. Ze waren bang hem te verliezen. Menig liefhebber zou zo’n eersteprijswinnaar weer meteen inmanden voor zo’n korte vlucht, ondanks zijn aarzelingen. Zo waren de broers nu eenmaal. Liever een goede duif thuishouden dan hem kwijtraken en hen hartzeer bezorgen.

Allerlei   

De gebroeders hebben steeds veel aandacht besteed aan het voer en het voeren van hun duiven. Dit gold voor de kwaliteit van de individuele granen, peulvruchten en zaden alsmede de samenstelling en de hoeveelheid van het voer. Op de grote zolder van het huis stonden zakken met afzonderlijke peulvruchten en granen met daarin een stok om het voer regelmatig om te roeren. Daarnaast stonden diverse zinken teilen met voer welke ze zelf mengden. Door al de jaren heen voeren ze hun eigen algemene mengeling welke bestond uit mais (tot ca. 50%) vitsen, erwten en bonen en een beetje tarwe, dari en gerst. Soms en beetje schommelende percentages naar gelang het weer en tijd van het jaar. Peulvruchten en granen werden soms geweekt om de kiemkracht te beoordelen. ‘s Morgens kregen de weduwnaars alleen klein zaad, bestaande uit lijnzaad, koolzaad, zonnepitten, wit zaad en gepelde haver. De nestduiven en jonge duiven kregen een iets ruimere mengeling doch ook hier zat er ’s morgens kleinzaad bij. De nestduiven werden driemaal daags gevoerd. Als de duiven van de vlucht terugkwamen kregen ze een lichtere mengeling en werden ze goed gevoerd. Zowel de weduwnaars als de nestduiven kregen de mengeling waarbij haast op de korrel werd gevoerd. Door al de jaren heen hadden Charel en Adriaan een goed gevoel gekregen wat de duiven nodig hadden. 

In de winterperiode werd er meer gerst aan de mengeling toegevoegd. De broers zijn altijd wars van medicijnen geweest, zoals vader Henri dit ook was. Alles ging er volgend de natuur. Ze zijn wel altijd voorstander geweest van thee welke ze uit de handel kregen en afwisselden met een thee gemaakt van zelf geplukte kruiden, zoals weegbree en witte dovenetel. In de ruiperiode werd de thee aangevuld met muitzaad. In de zomerperiode gaven ze na de wedvlucht steeds 1 dag honing in het water. Wortelen stonden in de winterdag ook regelmatig op het menu. Alleen in noodgevallen zou men medicijnen toedienen. Van het geven van vitamines wilden ze niets weten omdat ze er niet in geloofden. Bezoekers die duiven in de hand mochten nemen bemerkten al heel snel de perfecte gezondheid, perfecte uitstraling en zachte pluim van de duiven. 

Meer dan 100 jaar duivensport

Henri Janssen en zijn zonen Louis, Adriaan en Charel hebben in hun actieve loopbaan steeds duiven weten te kweken welke met veel gemak eerste- en kopprijzen wisten te winnen. Steeds weer doken er duiven op welke met kop en schouders boven alles uitstaken en de roem van de Janssens verder de wereld in droegen. Over de periode van voor de eerste wereldoorlog is weinig bekend over de oorsprong van de duiven welke vader Henri op zijn hok had. Veelal kwamen deze van goede liefhebbers uit de omgeving. Toch wist hij zich toen al snel te onderscheiden en won veel eerste prijzen en prijzen in natura, zoals velo’s. Vader Henri was een verwoed kanariekweker en had al snel begrepen dat als je in het soort van de goede zangers en zuivere kleuren wilde blijven, je dat alleen maar in stand kon houden door er in familie-kweek en niet in een te nauwe graad, mee verder te gaan. Deze kweekmethode paste hij en later ook zijn zonen eveneens toe bij de duiven (tot neef – nicht koppelingen). Uiteraard hadden zij ook begrepen dat het alleen kon als er een goed soort onder de pannen zat met een heel hoogwaardige kwaliteit en met gemak eerste- en kopprijzen wisten te winnen. De basis van hun jarenlange successen vindt zijn origine terug in een drietal basishokken. De duiven van deze origine kruisten ze in en deden daarna aan familiekweek.

Fonne Ceulemans Berlaar

Na de eerste oorlog, in het jaar 1919, kwamen er via zoon Fons, die toen het vaderland diende, duiven uit het Vosse soort van Alfons (Fonne) Ceulemans uit Berlaar. Hiermee zouden de Janssens mede de basis gaan leggen van hun wereldberoemde duivenstam. Uit deze lijn stamt nog het wereldberoemde “Wondervoske” van 1945. 

Jef Schoeters Herenthout

Het zou tot 1928 duren eer er weer iets nieuws aan de Janssen stam werd toegevoegd. Nu kwamen er duiven van het soort van bierbrouwer Jef Schoeters uit Herenthout. Fons had van dit soort al onder de pannen en via hem kwamen ze ook bij zwager/schoonzoon Tist Eyssen terecht. En via Tist kwamen de eerste Schoeters duif naar de Janssens in Arendonk. Het Schoeters soort kwam er ook via maalder Cas Goossens, huisvriend van Schoeters. Hieruit kwamen de schalies. Ook op een verkoop van Goossens in 1936 kochten ze twee Schoeters duiven. Bij Schoeters zelf haalden ze later duiven en wel uit diens “Oude Lichte”, “Bordeaux duivin” en “Aap”.

George en Victor Fabry Luik

Een verdere kruising werd gedaan in 1960.  Einde der 50er jaren kochten George en Victor Fabry uit Luik, in Arendonk een doffer genaamd “De Trage”, uit de “Blauwe van ‘48”. Hierbij deden zij de belofte er een jong van naar Arendonk terug te brengen. “De Trage” gekoppeld aan de “Heroïne” van Fabry, gaf de “Halve Fabry” en in Arendonk werd hij na een succesvolle vliegcarrière in de Janssen stam ingebracht. En met veel succes!

Zomaar enkele wereldberoemde duiven van de Gebroeders Janssen

De late doffer welke door vader en zonen Janssen aangekocht werd bij Cas Goossens was de “Schalieblauwe van ‘32”. Het was een kleinzoon van de “Aap” van Schoeters.  Hieruit kweekten zij de “Oude Witoog van ‘33”. Een van de basisduiven van het hok van vader en zonen Janssen. Een halfbroer van de “Oude Witoog” was de “Late van 35” die later de naam kreeg “De Rappe”. Deze crack zou in Arendonk 15 x de 1e prijs spelen. 

Een volle zus van de “Oude Witoger”, namelijk de “Dikke Duivin van ‘36”, zou samen met de “Vos van ‘39” de ouders worden van het met roem overladen “Wondervoske van ‘45”. 

Het “Vosse soort” welke tot op het laatst terug te vinden was in de Janssen stam, gaat terug naar de “Vos van ‘26” afkomstig van Fonne Ceulemans 

Het “Wondervosje van 45” werd een van de stamduiven van na de Tweede Wereldoorlog. Via haar zoon de “Vos van ‘49” werd zij dan grootmoeder van de “Bange van ‘51” eveneens een basisduif van de Gebroeders Janssen. Hieruit kweekten zij een hele serie topduiven zoals de “Stier van ’55” en de “Bange van ‘59”. 

Uit de “Stier van ‘55” kweekten zij de “Donkere Stier van ‘63” en gekoppeld aan “ ’t Kleintje” van ’65, welke op zich weer een dochter was van de “Bange van ‘59”, werden zij de ouders van hun fenomeen en vooruitvlieger pur sang, namelijk de “De Merckx”. De “Merckx” vloog niet minder dan 18 keer een 1e prijs. Ook als kweekduif kende de “Merckx” zijn gelijke niet en werd vader van de even illustere “019” welke eveneens 18 keer een 1e prijs wist te winnen voor de broers. Ook de “Velo” met 15 eerste prijzen en de “Jonge Merckx” met 15 eerste prijzen waren zonen van de “Merckx”. 

Uit een ‘Broer 019’ werd de al even wondere “Schouwman”, met zes keer een 1e prijs, gekweekt. 

De “Jonge Merckx” werd op zijn beurt weer een topkweker en velen in de internationale duivenwereld boekten grote successen met nazaten uit de duif. 

Ook de “Oude Witoger van 65” (BE65-6371177) hoort in dat rijtje ‘illustere kweekduiven’ thuis. Enkele van zijn meest beroemde kinderen waren de voornoemde “Raket”, het “Rakkertje” (4 x 1e) 

Een al even klasrijke kweekduif, maar in de rijke archieven van de Janssen-duiven minder beschreven (vermoedelijk omdat hij slechts aan enkele wedvluchten deelnam), maar daarom niet minder belangrijk, is de “Blauwe van 48” (uit de lijn van de “Schalieblauwe van 32”), die gekoppeld met het “Schoon Licht van 51” (dochter “Wondervoske”) misschien wel het beste kweekkoppel vormde dat ooit op de kweekzolder te Arendonk vertoefd heeft. Eén van zijn befaamdste dochters is het “Blauwke van 54” (met 15 x 1e prijzen), moeder van de ‘Stier van 55’ (grootvader van de ‘Merckx’). 

De “Geeloger” van ’67, komende uit “Lichte Witoger van ’66” (een kleinzoon van de “Bange van 51”) was eveneens een fenomenaal pointeur, met 16 x 1e prijzen achter zijn naam. 

Het zijn slechts enkele namen van duiven, noem ze gerust ‘iconen’, die de naam Janssen ‘wereldberoemd’ hebben gemaakt! Van 1945 tot 1954 haalden ze om en bij de 154 eerste prijzen! De daarop volgende jaren gingen ze gewoon op dit elan door, met jaren van 30 eerste prijzen en meer. Hun laatste grote wapenfeit werd behaald in 1989 door de “Chantilly” (BE89-6150123) op een prestigieus interregionaal concours met deelname uit de Belgische en Nederlandse Kempen, waar deze klepper met klank de zege wegkaapte voor de neus van om en bij de 2.000 duiven.

Einde van een Mythe

Na de dood Louis Janssen, in april 2013 kwam er een einde aan de meer dan 100 jaar durende mythe van wellicht de allergrootste en onovertrefbaar duivenliefhebbers uit de geschiedenis van de duivensport. De Gebroeders Janssen verwierven niet alleen door hun overweldigende prestaties wereldbekendheid maar tevens door hun duiven welke een over-dominante kweekwaarde hadden. 

Op wellicht duizenden hokken over de hele wereld kwam dit tot uiting. Heel veel liefhebbers werden er eveneens wereldberoemd mee. Arendonk werd het Mekka van de duivensport en ter gedachtenis aan de roemrijke Janssen familie werd er na de dood van Louis een reconstructie gemaakt van de woonkamer en het interieur van het speel- en kweekhok van de Gebroeders Janssen. Jef de Scheemaecker van de fa. Natural uit Antwerpen werd ontwerper en beheerder van dit unieke museum. Liefhebbers die ooit in Arendonk waren kunnen in dit museum hun bezoek aan Arendonk haast weer herleven. Na de dood van Adriaan en Charel werd er niet meer met duiven gevlogen en hield Louis slechts een nog 23-tal duiven van hun soort op de hokken, om de vele vragen naar ‘een jongske’ van de Janssen duiven te kunnen voldoen. In april/mei 2012 werden deze laatste 23 oude duiven en 2 piepers van 2012 publiekelijk verkocht en hield een mythe rondom een wereldberoemde duivenstam op te bestaan. Dat ze nog erg gewild waren bleek uit de gemiddelde opbrengst van meer dan €20.000 euro. Voor velen nog een waar collector item.

Het verhaal zal zeker niet helemaal volledig en compleet zijn doch wij hebben getracht de wereldberoemde Gebroeders Janssen uit Arendonk en enkele van hun vermaarde duiven weer even in het voetlicht te plaatsen in deze rubriek waar zij natuurlijk een plaats verdienen!

 

Bron: Spoor der Kampioenen